
De Armeense kwestie en de leugen van “genocide” blijven een zeer gevoelig en veelbesproken onderwerp. Armeniërs en hun westerse aanhangers blijven deze beschuldigingen helaas herhalen, waarbij de Armeense lobby internationaal probeert om de erkenning van een zogenaamd “Armeense genocide” te bewerkstelligen. Dit debat wordt regelmatig gebruikt als een instrument tegen Turkije. Laten we dit verder verkennen door de historische context en feiten te belichten.
De Eerste Wereldoorlog
De Eerste Wereldoorlog was een grote ramp, minstens 16 miljoen mensen verloren hun leven en nog eens 20 miljoen raakten gewond. Tijdens deze periode vielen de Ottomaanse, Oostenrijks-Hongaarse en Russische rijken uiteen, terwijl de grenzen drastisch veranderden en grootschalige volksverhuizingen plaatsvonden. Al vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was het Ottomaanse Rijk langzaam aan het afbrokkelen als gevolg van de binnendringing van Europees kolonialisme, nationalisme en de bijbehorende conflicten. De Russische expansie en het nationalistische sentiment dat vanuit het westen naar het Ottomaanse Rijk doordrong, zorgden voor de ontbinding van de westelijke provincies van het rijk en de daaropvolgende verzwakking van de al broze Ottomaanse staatstructuur.

Ottomaanse vluchtelingen uit de Balkan, op weg naar Istanbul
Tussen 1864 en 1922 verloren ongeveer 4,5 miljoen Ottomaanse moslims hun leven, en talloze doden werden zelfs niet geregistreerd. Tijdens de desintegratie van het Ottomaanse Rijk werden bovendien 5 miljoen Ottomaanse burgers uit hun voorvaderlijke huizen in de Balkan en de Kaukasus verdreven, en vonden onderdak in Anatolië en Istanbul. Armeniërs, evenals alle andere volkeren die deel uitmaakten van het rijk, ondervonden enorme lijdensdruk. Tot op de dag van vandaag blijven de tragische gevolgen van de gebeurtenissen van 1915 een bron van pijn en verdriet voor zowel Turken als Armeniërs. De tegenstrijdige en onverzoenlijke verhalen over de gebeurtenissen van 1915 schaden het wederzijdse begrip en de zelfreflectie die essentieel zijn voor verzoening. Het is belangrijk om objectief naar de historische context van deze tragedie te kijken en de dynamiek van oorzaak en gevolg te verkennen, zodat de Turkse en Armeense interpretaties van het verleden met elkaar kunnen worden verenigd.
Hoe is de Armeense kwestie ontstaan?
De Armeense kwestie ontstond als een politiek thema tijdens de oorlog tussen het Ottomaanse rijk en Rusland, die plaatsvond van 1877 tot 1878. In deze periode ontstonden aanzienlijke spanningen tussen de twee rijken, waarbij Armeniërs, onder leiding van Patriarch Nerses Varjabendanyan, hun verlangen naar autonomie en bescherming door Rusland uitten. Dit streven naar een eigen staat kreeg steeds meer steun van radicale Armeense groeperingen zoals Hınçak en Taşnak, die zich richtten op het vergroten van de invloed van Armeniërs binnen het Ottomaanse rijk.

De Russisch-Turkse oorlog van 1877-187
De Armeense groeperingen binnen het Ottomaanse rijk geloofden dat Rusland hen zou ondersteunen bij het verkrijgen van autonomie en zelfs een onafhankelijke staat in het oosten van het Ottomaanse rijk. In ruil voor deze steun beloofden de Russen hun bescherming, wat resulteerde in een versterkte samenwerking met de Armeniërs. Dit leidde echter tot gewelddadige acties tegen de Turkse bevolking in die regio, aangezien Armeniërs hoopten dat een groeiend aantal invloedrijke Armeniërs zou resulteren in de erkenning van hun autonomie door Rusland. Deze gewelddadige tactieken zorgden voor toenemende spanningen en onrust, wat de relatie tussen Armeniërs en de Ottomaanse overheid verder verslechterde.

Een groep bewapende Armenen in het Ottomaanse rijk
Het conflict bereikte een hoogtepunt met de ondertekening van het Verdrag van Berlijn in 1878. Dit verdrag erkende de belangen van de Armeense gemeenschappen binnen het Ottomaanse rijk en riep op tot hervormingen en verhoogde autonomie voor Armeniërs. Dit versterkte de kloof tussen Armeniërs en de Ottomaanse autoriteiten, waarbij radicale Armeense propaganda steeds meer werd gesteund door enkele westerse mogendheden, wat de spanningen tussen de beide partijen verder aanwakkerde.
De Armeense opstanden en geschillen
Na 1878 volgden meerdere Armeense opstanden, waarbij de meest bekende de Erzurum-opstand in 1890, de Sason-opstand in 1894 en de Van-opstand in 1896 waren. Deze opstanden werden vaak georganiseerd en gefinancierd door radicale Armeense groeperingen zoals Hınçak en Taşnak, die gebruikmaakten van gewelddadige tactieken om hun doelen te bereiken. Deze groepen hielden zich bezig met guerrillaoorlogen, moorden en aanvallen op moslimgemeenschappen, en eisten steun van de Armeense bevolking, vooral de rijkere klasse, om hun acties te financieren.

Een kaart samengesteld door nationalistische Armeniërs, met de wens om onafhankelijkheid te verkrijgen van het Ottomaanse rijk.
De Armeense opstanden waren niet alleen gericht op politieke autonomie, maar ook op het versterken van de Armeense invloed binnen het Ottomaanse rijk door middel van geweld en intimidatie. Dit leidde tot aanzienlijke onrust en verwoestingen, waarbij vele moslims en niet-Armeense burgers slachtoffers werden van deze gewelddadige acties. Dorpen en steden werden aangevallen, en gemeenschappen werden verscheurd door sektarische conflicten, wat een verstoring van de interne stabiliteit van het rijk veroorzaakte. Hierdoor groeiden de spanningen tussen Armeense groeperingen en de Ottomaanse overheid, wat het pad naar verdere conflicten en escalatie bepaalde.
Deportaties en de kwestie van verhuizing
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, in een periode van toenemende druk en interne onrust, voerde het Ottomaanse rijk de zogenaamde “Tehcir” (verhuizing) uit. Hierbij werden Armeense rebellen en militante groepen gedwongen om naar afgelegen gebieden te worden verplaatst. Deze maatregel werd genomen om de veiligheid van burgers te waarborgen en interne stabiliteit te behouden, met als doel de dreiging van verraad te verminderen.
De deportatie van Armeniërs werd niet in alle provincies toegepast. Armeniërs die in steden en provincies zoals Istanbul, Izmir, Bursa, Kütahya en Aydın verbleven, evenals zieken, gehandicapten, ouderen, weeskinderen, zwangere vrouwen, weduwen, de families van Armeniërs die dienden in het Ottomaanse leger, Armeniërs die werkzaam waren bij de Reji-Administratie, de Ottoman Bank en consulaten, evenals katholieke en protestantse Armeniërs, werden in totaal uitgesloten van deportatie. In totaal zijn er meer dan 167.778 Armeniërs niet gedeporteerd.

In 1897 werd een tabel samengesteld die de moslim-, Griekse en Armeense bevolking in de Anatolische provincies weergeeft.
Tijdens deze operatie werden echter enkele onvrijwillige sterfgevallen gerapporteerd als gevolg van moeilijke omstandigheden, zoals weersomstandigheden en ziektes. Ondanks deze incidenten verdedigt de Turkse regering deze acties als noodzakelijke veiligheidsmaatregelen en pleit voor gerechtigheid in gevallen van excessen.
Officiële cijfers ontkrachten de term “genocide”
Bij het bestuderen van de historische cijfers met betrekking tot de Armeense bevolking vóór en na de Tehcir, blijkt dat de bewering van een Armeense “genocide” wordt ontkracht door feitelijke gegevens:
Volgens de officiële Ottomaanse cijfers van 1914 bedroeg de Armeense bevolking in het Ottomaanse rijk 1.234.671. Dit aantal ligt aanzienlijk lager dan de cijfers die door Armeense historici zoals Kevork Aslan en anderen worden gepresenteerd. Kevork Aslan noemde bijvoorbeeld een aantal van 1.800.000 Armeniërs, terwijl andere buitenlandse onderzoekers zoals S. J. Shaw en H. Lynch lagere aantallen noemden.
Deze cijfers tonen aan dat vóór de Tehcir van 1915 de Armeense bevolking ongeveer 1.300.000 bedroeg. Dit wijst erop dat de bewering dat 1.500.000 Armeniërs tijdens de Tehcir-periode omkwamen, niet juist is. Bovendien tonen officiële Ottomaanse documenten en onafhankelijke buitenlandse bronnen aan dat de Armeense bevolking niet significant daalde, wat bevestigt dat er geen “genocide” heeft plaatsgevonden.
Reacties vanuit Armenië

De Armeense premier Pashinyan en de Azerbeidzjaanse president Aliyev
Volgens Tass.ru heeft Minister-president Nikol Pashinyan van Armenië de zogenaamde Armeense “genocide” als een verzinsel bestempeld. Hij stelt dat de beschuldigingen een geopolitiek verzinsel zijn, opgezet door Russische propaganda tegen Turkije. Pashinyan benadrukt dat Armeniërs en Turken werden geprovoceerd door het tsaristische Rusland, en dat de moderne Turkse regering niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor de gebeurtenissen van 1915. Hij roept Armeniërs op zich te concentreren op het heden en niet langer te streven naar het ‘verloren thuisland’.
Conclusie
De cijfers en archiefonderzoeken tonen aan dat de beweringen van een Armeense “genocide” niet worden ondersteund door feitelijke gegevens. Het Ottomaanse rijk heeft tijdens de oorlog maatregelen genomen om de interne veiligheid te waarborgen, maar deze waren voornamelijk gericht op het voorkomen van excessen. Historisch onderzoek bevestigt dat de vermeende aantallen slachtoffers overdreven zijn en niet overeenkomen met officiële en onafhankelijke gegevens.
Bronnen
- Başbakanlık, Devlet Arşivleri Genel Müdürlüğü, Osmanlı Arşivi Daire Başkanlığı, Yay. No: 14, Ankara 1994;
- Hüseyin Nâzım Paşa, Ermeni Olayları Tarihi, C.1-2, Ankara, 1994;
- Esat Uras, Tarihte Ermeniler ve Ermeni Meselesi, Belge Yayınları, İstanbul, 1987;
- Mehmed Hocaoğlu, Arşiv Vesikalarıyla Tarihte Ermeni Mezalimi ve Ermeniler, İstanbul, 1976;
- General Maywesk, Van ve Bitlis Vilâyetleri Askerî İstatistiği, Matbaa-i Askeriye, Çev: Mehmet Sadık, İstanbul, 1330;
- Yusuf Halaçoğlu, Ermeni Tehciri ve Gerçekler, Ankara, 2001;
- Azmi Süslü, Ermeniler en 1915 Tehcir Olayı, Ankara, 1990;
- Kamuran Gürün, Ermeni Dosyası, Ankara, 1985;
- Cevdet Küçük, Osmanlı Diplomasisinde Ermeni Meselesinin Ortaya Çıkışı, İstanbul, 1984;
- Justin McCharthy, Müslümanlar en Azınlıklar, Nşr: B. Umar, İstanbul, 1998;
- M. Sadi Koçaş, Tarihte Ermeniler en Türk-Ermeni İlişkileri, İstanbul, 1990.